Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En ik zeide tot den koning: [7]De koning leve in [8]eeuwigheid! [9]Hoe zou mijn aangezicht niet treurig zijn, daar de [10]stad, de [11]plaats der begrafenissen mijner vaderen, woest is, en haar poorten met vuur verteerd zijn? 7. Manier van gelukwensen in die landen gebruikelijk. Zie Dan.2:4, en Dan.3:9, en Dan.5:10, en Dan.6:22. 8. Dat is, lang. 9. Hebreeuws, waarom. 10. Namelijk, Jeruzalem, die hij aldus beschrijft om zijn droefenis te excuseren, en den koning te meer te bewegen. 11. Hebreeuws, huis; hetwelk somtijds voor plaats genomen wordt. Zie Ex.25:27; 2 Sam.15:17; Spreuk.8:2 met de aantekening.